De oorlog in Oekraïne was al een paar weken een ongelooflijk en schokkend feit, toen ik door een Dominicaan, Stefan Mangnus, gewezen werd op een gedicht. Het is van de Oekraïense dichter Ilya Kaminsky (1971). Nu woonachtig in de Verenigde Staten. Kaminsky groeide op in de stad Odessa, destijds nog de USSR. Het onderstaande gedicht is een fragment uit zijn internationaal bekende bundel ‘De Dovenrepubliek’. Het gehele werk in deze bundel bestaat uit een lang verhalend gedicht over een stad in oorlog. Zijn poëzie is doorspekt met religieuze beelden, gebeden en allegorieën.
We (vergeef ons) waren gelukkig tijdens de oorlog. En toen ze de huizen van andere mensen bombardeerden kwamen we in opstand, maar niet genoeg, we protesteerden, maar niet genoeg. Ik lag in mijn bed, rond mijn bed stortte Amerika in, onzichtbaar huis na onzichtbaar huis, na onzichtbaar huis, Ik zette een stoel buiten en keek naar de zon. In de zesde maand van een rampzalig regime in het huis van geld in de straat van geld in de stad van geld in het land van geld ons grootse land van geld, waren we (vergeef ons) gelukkig tijdens de oorlog.
‘Is het zo dat bovenstaand gedicht ons aanspreekt op onze medeverantwoordelijkheid?’ Dat vraagt Dominicaan Stefan M. zich af. Hij komt tot een andere conclusie: ‘Het lijkt er eerder op’, zo zegt hij, ‘dat Kaminsky zichzelf beschuldigt’. Hij beschuldigt niemand anders. Kaminsky vraagt hier heel gevoelig om vergeving. Bijna teder. En tegelijkertijd onderzoekt hij een vraag. Het is wellicht een vraag die wij voor onszelf mogen beantwoorden. Wie voelt er behoefte aan vergeving op die momenten waarop wij onze mate van luxe ervaren? Gelukkig zijn, terwijl elders mensen onderdrukt worden? Hoe beleef ík die ervaring? Hoe ga ik daarmee om?’
In de afgelopen weken hoorde ik van meerdere mensen binnen de Johanneskerk dat zij ongemakkelijke gevoelens ervaren. Verzet en onmacht. Door de oorlog in Oekraïne. -‘Als ik rustig en tevreden met mijn kop koffie aan tafel zit, voel ik mij haast schuldig naast zoveel onrecht’. – ‘Ik wil zielsveel doen voor de vluchtelingen uit Oekraïne en tegelijkertijd vraag ik mij af of mijn ziel dat verdraagt.’ – ‘Ik voel zoveel medelijden en tegelijkertijd leef ik mijn alledaagse veilige leven.’
Contrastervaringen
Contrastervaringen noem ik dat. Het voelt als tegenstrijdige emoties bij de dingen die gebeuren. Ik heb daar ook veel last van. Oorlog staat in contrast met een menselijk verlangen naar vrede en veiligheid. Onze vrijheid hier, staat in schril contrast met onderdrukking daar. Het is een ongemakkelijk besef dat wij in een comfortabele toestand leven en ‘zij daar’, onze Oekraïense medemensen, een strijd voeren op leven en dood. Ik dwing mezelf te blijven kijken naar de televisiebeelden die binnenkomen. Om niet weg te willen kijken. Ik doe toch al zo weinig. Misschien doe ik daarmee wat ik moet doen. Maar in verhouding is het niks. Ik heb zelfs niet in één protestmars meegelopen…. Een collega – coach schreef onlangs in Trouw: “Aan de ene kant zou je de oorlog een beetje 4 buiten de deur moeten houden om rechtop te kunnen blijven staan. Mijn vrouw is Russisch en wij leven in bizarre tijden. Ons huis is vervuld van afschuw en onbegrip. Voor ons beiden is die invasie een grote misdaad. Maar je wilt ook zien wat er gebeurt. Eigenlijk wil ik de oorlog niet buiten de deur houden. Het staat haaks op wie ik ben en wat ik doe. Ik ben al zo lang bezig met de vraag hoe je mensen helpt met lijden om te gaan. Mijn antwoord is altijd: door er niet omheen te draaien. Juist op het moment dat je je laat raken, is het gemakkelijker om weer uit die ellende op te staan.”
Ik heb ooit een praktijk voor verliesverwerk gehad. Ik herken zijn woorden. Je kunt pas met iets in het reine komen als je het steeds weer met een zacht hart in de ogen kijkt. Pas dan trekt de kou wat op. Pas dan krijgt het de aandacht die het verdient. Gebeurt dit, dan lijkt iemand in die donkerte aangeraakt te worden door een Kracht die groter is dan hij ooit vermoedde. Ik noem die innerlijke gevoeligheid de kracht van de Barmhartige. Soms denk ik het terug te zien, die kracht, in de gezichtsuitdrukking van de mensen in Oekraïne. Tussen de meest vreselijke beelden door, zie ik iemand glimlachen. Of met heel veel troostende liefde kijken naar de ander. Alsof de aanwezigheid van het goddelijke hier heel even ‘opglanst’.
Hoop en vertrouwen
Elke dag bid ik om hoop. Ik probeer daarmee de kracht van de Oekraïners te ondersteunen. Ik hoop en bid dan niet voor iets in de toekomst, maar alleen voor deze dag. Dat lijkt me genoeg. Ik bid niet tot een persoonlijke God. Dat kan ik niet. En toch… soms ervaar ik op zo’n moment in de grond van mijn ziel iets van dat goddelijke besef. Een zachte innerlijke beweging waardoor hoop zich als vanzelf ontvouwt in vertrouwen. Het soort diep vertrouwen dat zegt dat alle dreiging en alle pijn, uiteindelijk overwonnen wordt. Ik moet er wèl heel stil voor worden. Anders hoor of ervaar ik niks. Diezelfde collega met zijn Russische vrouw zegt overigens ook: “Ik moet geïnspireerd blijven; mij laten voeden door zaken van liefde. Ik moet mensen opzoeken. Want als ik bij de pakken neerzit, heeft Poetin al gewonnen.”
Zo’n uitspraak vind ik mooi. Hij heeft gelijk, denk ik dan. Laten we door alle ellende heen, de mooie en tedere dingen blijven zien. Ervan durven genieten. Zonder schuldgevoel. Mededogen, liefde, angst of hopeloosheid kúnnen samen gaan. Als contrastervaringen die uiteindelijk helend kunnen werken. Gewoon omdat we, regelmatig onszelf daarbij de vraag durven stellen: Wat ervaar ik nu? Hoe verhoud ik mij daartoe? En elkaar daarover durven te vertellen.. Laten we genieten van de maand Mei. Van de hoopvolle geluiden van de vogels. Van al het nieuwe wat ontluikt. En laten we tegelijkertijd willen blijven bij die onverdraaglijke oorlog. Het mag en het kan. Renske