Ooit heb ik in een Pinksterdienst een vluchteling uit Soedan het Pinksterverhaal laten lezen. In de kerk, in zijn eigen taal, Arabisch. Hij vond het geweldig om te doen; zijn ogen straalden. Dat was wat de andere kerkgangers daaraan opdeden. Ze verstonden er niks van, maar dat gaf niet. Want de taal vertelde iets heel anders: er kwam geen informatie naar buiten, maar emotie en verbinding. De kerkgangers wisten al wat er gezegd zou worden, en zij zágen iets: een innerlijk licht kwam naar buiten.
Het talenwonder van Pinksteren – dat mensen hun eigen talen hoorden – ontsluit een ruimte die we eerder nog niet hadden gezien. Die bescheiden Soedanees met zijn groot gezin en op zoek naar een nieuw bestaan werd voor even vertolking van het Pinksterverhaal in persoon. Niet wat hij zei maar wat er verteld werd door dat wat er gebeurde, dat raakte de mensen. Dat schiep verbinding en gemeenschap, bouwde en bouwt de kerk.
Taal is niet alleen maar een instrument van communicatie. Taal is deel van wie je bent. Dat realiseerde ik me vooral toen ik met mijn pasgeboren kind in huis rondliep. Dat ik hem, in Nederland geboren, in het Duits wiegde en toezong was vanzelfsprekend: het gebeurde gewoon, het ging van zelf. Die klanken kwamen van binnenuit. Ergens in mezelf is blijkbaar iets opgeslagen, een ruimte waar iets bijzonders wortelt dat ook af en toe naar buiten wil. Die ruimte vind ik fascinerend.
In het Pinksterverhaal bij handelingen wordt ineens in vele talen … ja wat? Gesproken, of geluisterd, gehoord? Wat gebeurde daar, en waar kwam die taal vandaag? Gaat het wel om begrijpen van wat er gezegd werd? ‘Hé, zij spreken onze taal!’ Of gaat het, zoals in de Pinksterdienst van lang geleden, om een ander zien, horen en begrijpen? Komt met het spreken iets anders naar buiten van daarvoor verborgen was? En waar komt dat dan vandaan? Welke innerlijke ruimte komt daar aan het woord? Gevuld met hoop, met verlangen, met liefde, met God.
Rainer Maria Rilke (1875-1926) is een Duitse dichter die de innerlijke ruimte bewoont en belangrijk vindt. De wereld, de indrukken, het leven moet bewaard worden in het innerlijk.
Weltinnenraum noemt hij die ruimte waar de wereld binnen in de mens bewaard en gekoesterd en bewaard wordt. ‘Wij zijn de bijen van het onzichtbare. Wij vergaren hartstochtelijk de honing van het zichtbare, om het op te slaan in de grote gouden korf van het Onzichtbare.’ Het was een opdracht. Rilke zag de wereld veranderen, zag de voortschrijdende technologie – ‘vanuit Amerika overspoeld met lege, onverschillige dingen’ – en hij vreesde het verlies. Zijn Weltinnenraum was een plaats van verzet, een vluchtruimte. Zo’n ruimte is een noodzaak, het maakte je mens. Onze binnenruimte heeft taal en beelden die er – soms lang geleden – in zijn gezaaid. Een creatieve gelovige als Etty Hillesum schreef herhaaldelijk over God in haar binnenste: als bloeiende jasmijn, of vaak ook bedolven onder puin.
Ik denk dat de Geest er niet ineens van buiten bij komt. Maar dat Gods geest er altijd al was en is. In ons, in jou en mij. Pinksteren is dan het feest van het ‘naar buiten’, van het kunnen horen, zien en verstaan. Een nieuwe taal, een nieuw verstaan trekt ons naar een andere horizon. Blijkbaar is er meer dan ik wist en dacht. Wat een wonder als je dat ineens ontdekt. Alke