Van U is de toekomst. Dat is de titel van het beleidsplan dat door de Protestantse Kerk in Nederland voor de lopende beleidsperiode is gekozen. Een titel die te denken geeft.
Wat ik mooi vind is de rust die er uit spreekt. De gedachte erachter is dat God alle eeuwen door Zijn/Haar kerk behoed heeft en dat in de toekomst ook zal doen. Er is weliswaar alle reden om zich als kerk (en dat geldt zeker niet alleen voor de Protestantse Kerk) druk te maken over het voortgaande leden verlies en de steeds terugkerende sluiting van kerkgebouwen overal in het land. Een proces dat al vele jaren gaande is en tot nu toe niet gestopt kon worden, ondanks de vele pogingen daartoe. Je zou er moedeloos van kunnen worden, of wanhopig, of cynisch, of verkrampt. Met de woorden Van U is de toekomst wordt dat voorkomen en tegengegaan. De Generale Synode van de PKN wil zich kennelijk niet langer blindstaren op de teruglopende cijfers, maar ontspannen en vrijmoedig zoeken naar nieuwe vormen van kerk-zijn. Hoe het verder moet met de kerk in Nederland in het derde decennium van de 21e eeuw is niet duidelijk, maar dat hoeft geen belemmering te zijn om met creativiteit en blijmoedigheid te experimenteren met alle denkbare aspecten van kerk-zijn. Stop wat niet (meer) werkt, geniet van wat lukt, al is het maar voor even. Voorop staat de vreugde om met elkaar kerk te zijn.
Maar alleen maar mooi kan ik de woorden Van U is de toekomst niet vinden. Ze zijn me toch net iets te laconiek. Alsof er geen enkele reden is om de moeite te nemen om de vraag te beantwoorden waardoor de kerk in de afgelopen vijftig jaar voor een steeds grotere groep mensen (inmiddels veruit de grootste groep in ons land) gewoon irrelevant is geworden, van nul en generlei betekenis. Mij lukt het niet daarover alleen maar mijn schouders op te halen. Nee, geen reden tot zwaarmoedigheid, al helemaal niet tot schuldgevoel, maar wel de verwondering dat de “bubbel” kerk kennelijk voor heel veel mensen een bron van vervreemding is geworden of gewoon niet bestaat. Terwijl de kerk toch altijd heeft volgehouden een Woord voor de wereld te hebben. Maar we zijn er als kerk kennelijk niet in geslaagd een verstaanbaar woord te spreken. Of moeten we zeggen: we weten ook niet meer zo goed wat we als kerk te zeggen hebben? Doodsbenauwd om betuttelend gevonden te worden, of belerend, of, nog erger, betweterig. Ja, vanuit het verleden is er alle reden om bescheiden te zijn. Maar kan er ook niet vanuit bescheidenheid gesproken worden? Voorwaarde is wel dat je weet wat je te zeggen hebt.
En die vraag naar wat de kerk te zeggen heeft anno nu in dit land wordt voor mijn gevoel te snel en te makkelijk weggemoffeld achter de woorden Van U is de toekomst. Wat zou ik het mooi hebben gevonden als mijn kerk op landelijk niveau daarover een proces van bezinning en gesprek gestart zou zijn. Want ja, kleiner worden is niet erg. Maar als het verdwijnen van de kerk ten slotte het gevolg is van haar eigen overbodigheid en irrelevantie zonder dat ze daarover ook maar een moment heeft wakker gelegen, dan kan dat niet worden afgedaan met een schouderophalen, al of niet verpakt in de vrome woorden Van U is de toekomst.
Overigens prikkelen de woorden Van U is de toekomst nog voor er verder iets gezegd is tot een vraag. Als we in vol vertrouwen belijden dat de toekomst van God is, moet dan niet in direct vervolg daarop eerst de vraag aan de orde komen: van wie of wat is dan het heden? Misschien begint het nadenken over de relevantie van de kerk in onze samenleving met het samen stellen van die vraag. Harm